Je tandvlees en kaakbot houden je tanden en kiezen in de mond. Je tandvlees kan snel ontstoken raken waardoor na een poos je kaakbot kan verdwijnen. Daarom wordt de conditie van je tandvlees nauwlettend in de gaten gehouden. Op het moment dat er kaakbotverlies is, noemen we de ontsteking ‘parodontitis’. Hoe minder ernstig de parodontitis is, hoe minder kostbaar de behandeling is. Ook daarom is het belangrijk dat parodontitis in een vroeg stadium ontdekt wordt. Het is dan meestal ook makkelijker op te lossen dan vergevorderde parodontitis. Bovendien verhoogd parodontitis het risico op allerlei andere lichamelijke ziektes.
Screening voor 2021
Om de conditie van je tandvlees te bepalen, moet er tijdens de controle het tandvlees gecheckt worden. Je gebit werd dan in zes delen verdeeld en er werd een cijfer gegeven. Dit screeningsinstrument heet de Dutch Periodontal Screending Index (DPSI). Dit kon 0,1,2, 3-, 3+ of 4 zijn. Bij 0 zou je tandvlees in topconditie zijn en bij 4 zijn er diepe ruimtes tussen je tand en tandvlees te vinden die zouden wijzen op parodontitis. Bij 3- en 3+ zijn er ook diepe ruimtes, maar beperken zich tot 5 millimeter. De plus staat voor getrokken tandvlees. Van 3- kom je in aanmerking voor de behandeling van parodontitis. Je behandelaar was dan verplicht om je de behandeling tegen parodontitis voor te leggen.
Screening vanaf 2021
Dit wordt anders. Het paroprotocol en het daarbij passende tarievenhuis gaan op de schop. De Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP) heeft onlangs het nieuwe richtlijn gepresenteerd. Per 2021 verandert het tarievensysteem mee. De DPSI wordt vervangen door PPS (Periodiek Parodontaal Screenen). Bij de PPS wordt het gebit in vieren opgedeeld en wordt er een 1,2 of 3 toegekend. Bij 1 zijn er geen pockets, bij 2 zijn ze 4 of 5 mm en bij 3 is het 6mm of hoger.
Waarom verandering?
Dit was nodig omdat binnen de DPSI te veel diagnose in verscholen lag en dus te weinig screening. Hiermee wordt het risico verlaagd dat te veel mensen een paro-behandeling wordt voorgelegd terwijl deze in wezen niet nodig zou zijn. Tussen de PPS en het behandelvoorstel zit nu een beslissingsmoment ingebouwd.
Bij de DPSI ging met eigenlijk vanuit het idee dat als er eenmaal pockets (ruimtes van meer dan 3mm) gevonden zijn er per definitie sprake zou zijn van parodontitis. In werkelijkheid hoeft dit helemaal niet zo te zijn. Een pocket is pas een pocket als er daadwerkelijk botverlies is.
Oorzaak bepaald behandeling
Is de pocket wel verdiept maar is er geen botverlies, dan is het vaak een pseudopocket. Dat betekent dat je niet botverlies meet maar een zwelling van het tandvlees. Ontstoken tandvlees kan enorm opzwellen en bedekt dat een gedeelte van de kroon. Er kan dan wel sprake zijn van een ontsteking maar we noemen het dan geen parodontitis. Ook kan het zijn dat er slechts op een plaats een diepe en smalle plek zit, maar dan dit komt doordat er een wortelpuntontsteking zit of er is sprake van een fractuur. Ook dat is geen parodontitis en zal dus ook niet zodanig behandeld moeten worden. Op dat moment is er een hele andere behandeling nodig.
Behandeling voorheen
Voorheen zag het paroprotocol er zo uit:
- Parostatus (T11 of T12)
- Initiële therapie waarbij de mondhygiëne geoptimaliseerd werd (T21 en T22)
- Herbeoordeling (T31 of T32) en uitgebreid bespreken (T33)
- Nazorg (T41, T42, T43, T44)
- Evaluatie (T60 of T61)
Randvoorwaarden
Maar in 2021 komen er randvoorwaarden:
- Het moet passen in het te behalen zorgdoel, zorgplan en wens van de patiënt
- De patiënt is gemotiveerd om de behandeling te ondergaan
- Er zijn geen verhinderde beperkingen van fysieke of medische aard
- Het valt binnen de financiële mogelijkheden van de patiënt
- De patiënt heeft voldoende tijd voor de behandeling
- De patiënt werkt goed mee aan de behandeling
Dus pas als er aan dit rijtje voldaan wordt, kan het paro-traject gestart worden. Eerder was dit natuurlijk ook wel van belang maar werd het niet zo expliciet genoemd. Een tandarts die bij iemand de score 3- of hoger scoorde, moest dus altijd het paro-traject voorstellen terwijl hij wist dat deze patient niet kon betalen of het praktisch helemaal niet mogelijk was. Zo kon de tandarts voor de rechter afgestraft worden terwijl dit niet rechtvaardig is. Ook weten we dat een paro-behandeling zonder dat de patient echt heel erg zijn best doet op zijn mondhygiëne vaak geen succes heeft. Dus waarom zou je er dan aan beginnen?
Tussenstap
Daarom is er ook de keuze gemaakt om voortaan voorafgaand aan de initiële therapie en de het verzamelen van alle diagnostische gegevens een nieuw blokje ingebouwd: Inventarisatie van zelfzorg, voorlichting, begeleiding in het optimaliseren van de dagelijkse mondhygiëne, advies op maat omtrent gezondheidsgedrag en gebitsreiniging boven de rand van het tandvlees. Nog belangrijker: na deze interventie zou het kunnen dat het gewenste resultaat al is bereikt en dat initiële therapie (onder de rand van het tandvlees) niet meer nodig is.
Nieuw behandelrijtje
Nu wordt het rijtje met de declaratiecodes zo:
- Parostatus (C91 of C92 als je verwijst of T012 als de behandelaar zelf verder gaat)
- Mondhygiëne optimaliseren (M-code)
- Initiële therapie (T021 of T022)
- Tussentijdse beoordeling (0T42, T043 of T044)
- Evaluatie en bespreking (T032 en T033)
- Nazorg (T042,T043 of T044)
- Herbeoordeling en bespreking (T032 en T033)