Daar zit ze dan. Haar vriend is met haar meegekomen. Ik heb hem al eerder gezien. Trots vertelde hij over haar en haar kinderen. Dat ze misschien wel gingen samenwonen. Ongevraagd liet hij enthousiast haar foto aan mij zien. Ze hoorden duidelijk bij elkaar. Alhoewel ze elkaar pas kort kenden, leken ze nu al een ANWB-stel. Ze hadden namelijk beide een fluorescerende jas aan en een cargo-broek.
Donkere voortand
De grap dat ik haar moeilijk over het hoofd kon zien, werd niet begrepen, maar ze knikte vriendelijk. Ze vroeg vrijwel meteen of er iets aan haar donkere voortand gedaan kon worden. Die vond ze lelijk. Ja, er was daar ooit iets opgeplakt, vertelde ze. Dat was toch echt meteen de verkeerde kleur geweest. Ze dacht dat ik die wel even wit kon maken. Schilderen of zo. Meteen moest ik haar hierin al teleurstellen. Die kroon die was in de loop van de tijd verkleurd door tabak. Ik hoef denk ik niet uit te leggen dat ze dit niet wilde horen. Ik moest die gewoon even polijsten, zei ze.
In het rood
Ondanks haar leeftijd had ze nog maar een kort rijtje tanden over. Haar tandvlees was dieprood gekleurd. In het dossier stond dat ze tot voor kort nooit haar tanden poetste en nu deed ze dat een keer per dag. Als reden stond dat ze niet twee keer per dag kon poetsen. Eerst heb ik haar tandplak gekleurd en laten zien hoe ze nog beter elektrisch kon poetsen. Dit kon ze heel goed nadoen. Daar was ik opgelucht over. Met haar motoriek was niks mis. Haar tandvlees bloedde wel heftig. Ik vertelde haar dat haar tandvlees zou kunnen stoppen met bloeden als ze haar gebit goed ging bijhouden.
Dit geloofde ze niet. Bij haar zou het tandvlees altijd blijven bloeden. Ik vertelde haar dat hij mijn patienten altijd het bloeden een keer zou stoppen. Als ze mijn adviezen opvolgen dan stopt het altijd. Maar nee, bij haar niet. Daar was ze stellig van overtuigt. Ik was heel verbaast. Waarom geloofde ze me niet?
Toen ik haar vroeg hoe het kwam waarom ze niet twee keer per dag kon poetsen begon ze te huilen. Ze stond om 4 uur in de nacht op om dan te gaan werken. Ik probeerde aan te geven dat ik begreep dat dit wel erg vroeg was om nog uitgebreid te gaan tandenpoetsen. Kon ze misschien haar borstel meenemen naar het werk. Hierop lachte ze me keihard uit. Ze kon zeker niet achter het stuur haar tandenpoetsen? Ik vroeg of er dan niet nog een ander moment was, bijvoorbeeld na het werk. Nee, ook dat was geen mogelijkheid. Ze ging na haar werk namelijk werken. Ik had ook al in het dossier gelezen dat ze een tijdje onder bewind gestaan. Dus tja. Ze zag echt geen enkele mogelijkheid. Geen tijd. En bovendien, zo belangrijk waren haar tanden niet.
Ik wil niet of ik kan niet of ik mag niet?
Oei. Zo was ze een stoere vrouw en zo lag er een kwetsbaar hoopje in mijn stoel. Ik spiegelde haar dat ik niet zo geloofde dat ze haar tanden niet belangrijk vond. Ik zei: “Ik hoor alleen maar, ‘ik kan het niet, ik kan het niet,’ en dus maak je jezelf maar wijs dat het in de situatie waar je inzit het niet kan en dat je jezelf de moeite niet waard vind.” Prik. Auw. Weer dikke tranen en ik legde een hand op haar schouder. “Maar je weet toch wel dat je het waard bent? Je wil toch een mooie voortand? Er zijn toch wel twee minuutjes op een dag die we kunnen vinden?”
Maar ze hield vol. Het was onmogelijk. Ze had namelijk geen ouders gehad en dus had ze nooit leren poetsen. En nu zat ze met de gebakken peren en er was helemaal niks meer aan te doen. Het was een verloren zaak. En nu moest ze ook nog binnenkort geopereerd worden. Het was allemaal te veel. En zo ging ze maar door met dikke ellende ventileren. Totdat ik er goed klaar mee was.
Uit de slachtofferrol
“Hoor eens, nu moet je ophouden. Je kan het wel. Dat weet ik zeker. Ik stond vroeger ook om 5 uur op en ik was om half 8 weer thuis. Geen haar op mijn hoofd die dacht om maar het tandenpoetsen over te slaan. Ik had ook chronische klachten aan mijn enkel en kon haast niet lopen. Als ik het kan, kan jij het ook. We zijn hetzelfde, we zijn krachtige vrouwen, we werken hard, we hebben een gezin. Een beetje tandenpoetsen kunnen we heus wel. Zo’n groot ding is het nu ook weer niet.” , en ik depte haar ogen af.
Ze zuchtte, kwam overeind en rechte haar rug. “Maar dat moet je mijn vriend dan ook maar vertellen. Want hij poetst ook heel slecht!” Ik moest grinniken, die had ik vaker gehoord. “Ja, ik ben ook met hem bezig. Dan kan je hem straks gewoon kussen zonder dat je onder de plak zit.” Ook deze grap werd helaas niet begrepen. “Weet je, je hoeft echt niet meteen al twee keer per dag te poetsen. Maar elk stapje is er eentje. Als het morgen niet lukt, dan overmorgen. Geen probleem. Geef je vriend maar een dik compliment als het hem gelukt is om te tandenpoetsen. En strakjes, als jullie samenwonen, kun je gezellig samen poetsen!” Dit vooruitzicht was toch wel fijn. Eindelijk verscheen er weer een glimlach. Maar snel sloeg ze haar hand voor de mond. “En als dat lukt, dan kunnen we die voortand ook opknappen. Ik laat de tandarts een offerte maken.”
Blij vertrok ze weer. Poe, dat was weer een hele bevalling.