Verschil moet er zijn, is een Achterhoekse uitdrukking. Een uitdrukking waarbij we een gevoel van jaloersheid direct aan de kant schuiven. Alhoewel we een hekel hebben aan rijkdom of geleerdheid dat gepaard gaat met arrogantie, kunnen we verschillen best waarderen. “Dan had ik maar een vak moeten leren.”, zal je de boer of de schilder dan horen zeggen. Ook binnen organisaties zoals bedrijven zien we steeds meer verschillen tussen de medewerkers. In managementtaal noemen we dat ook wel diversiteit. Diversiteit levert een schat aan nieuwe inzichten op.
De tandarts heeft altijd gelijk?
Zo werken we binnen de mondzorgpraktijk ook met een heel scala aan mensen, disciplines en achtergronden. Hoe meer diversiteit, hoe meer referentiekaders, hoe meer invalshoeken. Met elkaar overleggen neemt daarom ook steeds meer een plek in bij mondzorgpraktijken. Iets wat we van oudsher niet echt gewend zijn. Vroeger was de tandarts zijn wil, de wet. Dat is inmiddels wel veranderd. Voor patiënten is dit nog weleens verwarrend. Want zo horen ze verschillende verhalen van verschillende behandelaren.
Tijd
Om overleg te houden, zou je zeggen dat er tijd ingepland moet worden. Deze tijd is er haast nooit in de praktijken. Daar waar je misschien elke maand een bestuursvergadering houdt met de harmonie, daar wordt er in de mondzorgpraktijk in een gunstig geval elke 3 maanden vergaderd. Sommige praktijken hebben zelfs nooit een georganiseerde vergadering. Dat komt omdat de meeste tijd naar de geplande patiëntenzorg toe moet. We zijn zo druk met behandelen dat structureel overleg er bij in schiet. Dit moet zelfs in je eigen vrije tijd. Ik denk dat veel patiënten dit niet beseffen. Het gaat veel al in de avond, in de pauze of even tussendoor.
Wie het weet, mag het zeggen
Gelukkig wordt er dus wel steeds meer naar de medewerker geluisterd. Langzaam aan dringt het besef door dat de mondhygienist een eigen deskundigheid heeft en de tandarts kan adviseren. De mondhygiënist voelt steeds meer psychische ruimte om met de tandarts in conclaaf te gaan met de tandarts. Ook de (preventie)assistent wordt steeds serieuzer genomen. Toch is er tussen deze beroepen een soort van concurrentie. Iedereen wil serieus genomen worden maar daarvoor moet er veel onderling vertrouwen zijn en zeker ook een gunfactor. Als je elkaar niet goed kent (omdat je de hele dag op een andere kamer zit) dan is dat best een ding.
Leg dat maar eens uit
Zo hoorde ik laatst dat een preventieassistent moeite had met het feit dat ik aan een patiënt had uitgelegd dat ze MBO had gedaan. Deze patient wilde namelijk het verschil weten tussen een mondhygiënist en een preventieassistent. Ik zei al dat het veel te kort door de bocht was, maar dat het anders erg moeilijk uit te leggen is. Want wat deze preventieassistent steevast verteld, is dat ik ‘dieper reinig’ en dat is bij mij precies bij tegen het zere been.
Op waarde schatten
Voor haar voelt MBO als een omschrijving die te min is, terwijl MBO voor mij geen negatieve associatie is. Voor haar voelt de omschrijving ‘dieper reinigen’ als precies zoals het is, maar dat voelt voor mij als te praktisch en niet kloppend. Want met haar ervaring kan ze ook diep reinigen. En met mijn achtergrond heb ik zoveel meer kennis dan een trucje doen. Zo draag ik meer verantwoordelijkheid terwijl zij veel meer weet over algemene tandheelkunde.
Belangrijk werk achter de schermen
Ook de assistent die in de sterilisatie werkt is voor mij een groot wonder. Ik heb werkelijk geen idee wat ze daar allemaal uitspookt behalve dat ik weet dat ik echt niet zonder haar zou kunnen. Het komt meer dan eens voor dat ze mij corrigeert op iets waar ik geen weet van heb. Ze is misschien lager geschoold maar dat betekent niet dat ik minder respect voor haar heb dan voor een professor. Die professor weet namelijk helemaal niks van het onderhoud van een autoclaaf. Die weet misschien wel heel veel over het kritisch lezen van een onderzoek over de autoclaaf.
Deel van het geheel
Ik weet wel dat ik mijn eentje bijzonder weinig beteken voor de patiënt. Mijn onderdeeltje in de mondzorg is bescheiden, laat staan mijn onderdeel in de gezondheidszorg, in de zorg, in de maatschappij. Om mijn patiënt van de beste zorg te kunnen voorzien, heb ik ook de vuilnisman nodig. Ik heb ook de minister nodig en alles wat daar tussenin zit. Dat is het belangrijkste. Niet je opleiding, je afkomst, je geloof of wat dan ook. Door elkaars kennis en kunde te zien, te horen en te waarderen kunnen we puzzelstukjes in elkaar schuiven tot een totaalplaatje.
T-specialist
We leren uiteindelijk zoveel van elkaar dat de verschillen nog maar moeilijk uit te leggen zijn. Zo neemt mijn kennis over algemene tandheelkunde toe, over microbiologie, over communicatie, over psychologie, over mondgedrag, over voeding, over tandpastastofjes, organisatie en noem maar op. Mijn interesse groeit met de dag omdat de patiënt steeds weer andere dingen van me vraagt. Mijn interesse ligt op andere vlakken dan die collega die ik MBO-geschoold noemde. Mijn interesse ligt op andere vlakken dan de tandarts en zelfs die van een andere mondhygiënist. Mijn eigen ontwikkeling gaat richting iets wat je een T-specialist kan noemen. En nee, dat maakt mij niet beter dan een ander. Dat maakt me hoogstens anders.
We zijn allemaal anders
Dus doordat wel allemaal anders zijn in het team, maakt dat we van elkaar kunnen leren. Uiteindelijk ontstaat daar dus steeds meer overlap in. Dus die MBO-geschoolde is nog steeds MBO-geschoold maar door haar ervaring en specifieke interesse in bijvoorbeeld prothetiek en orthodontie krijgt ze steeds meer inzicht en dus ook een ander werkniveau. Ook voor mij geldt dat ik met mijn HBO-scholing me ontwikkel naar een steeds hoger niveau. En zo komt het dat een beginnend tandarts (die overigens geen stages lopen…) zich een tikje geïntimideerd voelt door teamleden die het allemaal menen te weten. Zo’n tandarts krijgt het gevoel dat hij moet opboksen tegen ervaren assistentes die in hun kracht staan terwijl die goed bedoelde adviezen willen geven om te helpen. Terwijl een jonge tandarts op zijn beurt ook over nieuwe kennis beschikt waar wij nog op achter lopen.
Tandarts van de troon met een kroon
En dan komt die patiënt bij me die zegt: “Ja maar, de tandarts zei…” en dan moet ik diep zuchten. Dan voel ik me dus niet serieus genomen. Tegenwoordig zeg ik dat ik de discussie met de tandarts wel aandurf en soms trek ik die dan meteen aan de jas om even van gedachten te wisselen. “Oh, dat wist ik niet. Goed om te weten.”, zegt de tandarts dan en loopt met een vriendelijk goedendag dan weer weg. Zonder dat zijn ego pijn doet. Dat is ook knap! De veiligheid in het team moet zo goed zijn dat we elkaar hierop aan durven te spreken. Of dat altijd al goed gaat en lukt? Nee. Zo zie je maar, we blijven altijd leren.