In een van de colleges die bij mij altijd zijn blijven hangen, werd een vraag gesteld. Dat was best bijzonder want we hadden heel vaak hoorcolleges waarin je enkel naar de (hoog)leraar diende te luisteren. De vraag was of we vonden of wij als zorgverleners een tien moesten halen binnen de zesjescultuur die in Nederland heerst. Eerlijk gezegd, vond ik het ook allang prima als ik een tentamen haalde welk cijfer het ook was. Ik werd wel heel erg uitgedaagd door deze vraag. Mag een (para)medicus fouten maken?
Een zesje is ook goed?
Als ik op de operatietafel kom te liggen dan hoop ik toch dat mijn chirurg tienen heeft gehaald. Ik heb namelijk liever dat er geen fouten worden gemaakt terwijl ik daar hopeloos afhankelijk lig. De arts moet het voor een tien kunnen. Stel dat hij zich er met een zesje vanaf maakt? Dat er nog ergens een schaar in mijn lichaam is achter gebleven. Of mijn oog het weer prima doet maar mijn been niet meer. Dan zou het zomaar kunnen dat we het geval ‘operatie geslaagd, patiënt overleden’ hebben te maken.
Fouten delen
Dus sindsdien waak ik er voor dat ik nog fouten maak en probeer ik alles wat los en vast zit en werk gerelateerd is onder de knie te krijgen. De lat ligt dus hoog. Maar kan dat wel? Kan ik foutloos zijn? Nee, dat gaat niet. Gelukkig maar, want zo blijft mijn werk wel uitdagend en dat houdt me scherp. Binnen de zorg delen we niet zo snel onze fouten. Bang voor de gevolgen. Bang voor een klacht. Jammer, want van fouten leer je. En liever maak je die niet zelf, maar leer je van de fouten van je collega.
Analytisch
HBO-niveau betekent dat je analytisch bent. Je bent instaat om na te gaan wat er goed ging en wat er beter kon. Toen ik begon met werken was elke avond mijn hoofd vol van alles wat er naar mijn idee mis ging. Gelukkig is dat tegenwoordig wel wat minder maar ik kan nog steeds wakker liggen als ik me bedenk dat iets beter kon maar nog niet meteen kan bedenken waar het ‘m nou inzat. Soms heb ik dan midden in de nacht een ‘oja-momentje’. Zoiets van: “Oooh, wacht eens, dat bedoelde mijn patiënt natuurlijk te zeggen!” Ik merk dat het hele plaatje zien, de patiënt, zijn situatie, de geschiedenis, de oplossing, de achterliggende problematiek enzovoort nog steeds lastig kan zijn. Juist als je zo met je vak bezig bent dan is het heel verleidelijk om niet verder te kijken dan je neus lang is.
Kiezen die afbrokkelen
Zo had ik laatst een patiënt waarbij ik juist heel trots was op mijn resultaat. Ik was met haar in het paro-traject gestapt. Ze had haar mondhygiëne heel goed verbeterd en al het tandsteen was onder het tandvlees vandaan. De ontstekingen waren daardoor vrijwel helemaal weg. Totdat ze me vertelde dat tegenwoordig haar kiezen zo vaak afbrokkelde en dat ze daarvan baalde. Maar ja, wat wil je met zoveel wortelkanaalbehandelingen? De kiezen beschikken dan over minder natuurlijk materiaal en worden broos. Logisch, dat ze dan sneller afknapten. Dat was wat mijn brein als eerste er van maakte. Totdat ik me ging afvragen waarom ze toch zoveel wortelkanaalbehandelingen had op haar leeftijd.
Wat ik over het hoofd zag
Ik bedacht dat niet alleen gaatjes een ontsteking aan de zenuw kunnen veroorzaken. Ook de belasting, de mate van hoeveel druk er op tanden en kiezen staan, hebben invloed. Had ze soms flink geknarst? Had ze stress? Nee, niks van dat alles. Ik had echt iets over het hoofd gezien. En ineens zag ik het. Ze miste niet alleen al wat kiezen waardoor de belasting niet voordelig uitviel. Ze had ook nog eens een hele vreemde beet. Haar voortanden stonden naar buiten en de ondertanden naar binnen. Zelfs de hoektanden konden zo geen contact maken. Dat betekent dat de kleine kiezen vrijwel alle krachten moesten opvangen. Precies die kiezen waar steeds maar iets aan de hand was.
Niet duurzaam
Ik baalde als een stekker. Ik had haar verdorie super vaak laten komen en laten betalen voor een gebit dat toch al geen lang leven was beschoren. Als de krachten niet gauw beter verdeeld worden, is ze binnenkort alsnog een groot en belangrijk deel van het gebit kwijt. En dat terwijl deze mevrouw nog helemaal niet oud is.
Als mevrouw haar gebit wilde behouden dat zouden er kronen en implantaten nodig zijn. Ook orthodontie zou er bij komen en misschien zelfs een kaakoperatie. Maar dat zouden er zoveel zijn dat ze dit financieel en mentaal niet zou kunnen opvangen. In dit soort gevallen weet ik nooit zo goed of je dit überhaupt moet voorstellen. Hoe realistisch is het om dat allemaal te doen en hoelang gaat het dan mee?
Kosten-baten-analyse
Ik heb hiervan geleerd dat ik dus eerst beter moet bekijken hoe de algehele staat van het gebit is en hoe groot de kans is dat het over een paar jaar nog staat. Als ik dit van te voren had geweten, had ik dit meegenomen in de voorlichting en misschien zelfs het paro-traject afgeraden. Ik weet ook dat het behaalde resultaat slechts van korte duur is. De kosten-baten-analyse zou dus de andere kant zijn opgeschoten.
Beter samenwerken
Zo heb ik dus elke keer wel weer een fout gemaakt. Dit was een flinke fout, gelukkig zijn het normaal kleine dingetjes! Zo zie je maar hoe belangrijk het is om samen te werken. De tandarts kende deze patiënt al langer en al haar sores erbij. Hadden we maar even beter van te voren hierover gecommuniceerd!