“Ik laat geen rommel in mij spuiten!”, zei een patiënt nadat ik vroeg of ze misschien gevaccineerd was tegen Covid_19. Puur uit interesse, overigens. Dit was de eerste ‘nee’ die ik kreeg en ik was even van mijn stuk. Voor me zat een dame met prachtige tatoeage. Ze kwam bij me wegens gaatjes en erosie. Net als veel mensen met tatoeages is ze bang voor de tandarts.
Als eerste maakte ik duidelijk dat niet bij haar ging boren maar opzoek ging naar waarom ze precies gaatjes en erosie had. “Oh, ik wilde net om verdoving vragen!”, zei ze. “Zodat je in elk geval niks voelt. Dat kan schelen tegen je angst. Snap ik. Maar vandaag gaan we dus vooral bekijken hoe we in de toekomst de gaatjes en de erosie kunnen voorkomen. Een andere keer kan ik je misschien coachen op je angst? Zodat je geen verdoving nodig hebt?” Nee, helaas. Dat vond ze maar zweverig. Later die dag moest ik er nog eens aan denken. Ze wil geen vaccin maar wel verdoving. Zou ze weten wat er eigenlijk in verdoving zit?
Verdoving
Bij de tandarts of mondhygienist krijg je normaal gesproken lokale anesthesie. Daarbij wordt pijngeleiding uitgeschakeld met een anestheticum door de zenuwen rondom de te behandelen plek direct te verdoven. Pijnprikkels worden dan niet meer voortgeleid naar de hersenen en de pijngewaarwording is dan ook verdwenen. In je mond kun je op diverse plaatsen een verdoving krijgen.
Sommige prikken voel je niet. Tenminste, als de behandelaar het handig aanpakt. Vooral de prik bij je kies in de bovenkaak bij je wang kan pijnloos. Dit is infiltratieanesthesie. Om je hele onderkaak te verdoven krijg je helemaal achterin een prik. Dat is de vervelendste en hierbij loop je kans dat je zenuw wordt geraakt. Dit is geleidingsanesthesie. Gelukkig komt dan maar weinig voor. Je kunt dan een doof gevoel overhouden. Als dit na een half jaar nog verdoofd aanvoelt dan is je zenuw waarschijnlijk voor altijd beschadigd. Dit is een van de redenen dat verdoven valt onder ‘voorbehouden handelingen’. Alleen een tandarts of geregistreerd mondhygiënist mogen dit geheel zelfstandig uitvoeren. Andere medewerkers mogen het alleen onder strikte voorwaardes.
Voordat je verdoving krijgt, moet er naar je gezondheid gevraagd worden. Bijvoorbeeld naar hart- vaatziektes en zwangerschap. Bij zwangerschap mag een bepaalde anesthesievloeistof niet gebruikt worden omdat het weeën zou kunnen opwekken. Er is zelfs een verhaal bekend waar een tandheelkundestudent bij zijn ex-vriendin deze vloeistof door de spaghetti deed omdat hij geen kind van haar wilde.
De anesthesie zit bij ons in een glazen buisje (carpule) dat in een houder gaat. Hierop wordt de wegwerp-naald geschroefd. Het is dus niet zo dat we uit een fles de vloeistof opzuigen zoals bij het vaccin wel gebeurd.
Bij infiltratie-anesthesie in de mond wordt vrijwel uitsluitend gebruik gemaakt van lidocaïne, articaïne en prilocaïne. Aan de twee eerste lokale anaesthetica is adrenaline (epinefrine) toegevoegd in een concentratie variërend van 1:80.000 tot 1:200.000. Bij lidocaïne blijkt een concentratie van adrenaline van 1:100.000 in de praktijk optimaal te zijn. Felypressine, in combinatie met het lokale anaestheticum prilocaïne, is een goed alternatief bij patiënten die een hartinfarct hebben gehad of waarbij de schildklier te snel werkt. Als nadeel van felypressine wordt wel genoemd een grotere kans op nabloeding. Adrenaline zorgt voor vaatvernauwing. Dit is handig omdat het te behandelen gebied minder zal bloeden wat de behandeling in de weg kan staan. Tegenwoordig is de adrenaline in de verdoving minder van belang bij hart- en vaatziekte. Adrenaline kennen we namelijk ook als stresshormoon en deze is vaak vele malen hoger dan dat wat in de verdovingsvloeistof zit.
Bij het vaccineren moet je een kwartiertje op een stoel gaan zitten. Bij ons blijf je meestal lekker liggen. Dit heeft als voordeel dat als je flauw wordt niet meer letterlijk flauw kan vallen en je kunt bezeren. Je ligt immers al. Deze vasovagale collaps komt bij minder dan 1% voor.
Er bestaat altijd de kans dat er anesthesievloeistof in een aders wordt gespoten. De hoeveelheid anesthesievloeistof en de gebruikte concentraties, inclusief die van de meestal toegevoegde vaatvernauwers, zijn dermate gering dat er zelfs bij ongewilde volledige intravasculaire toediening van een carpule bij gezonde personen in de regel geen calamiteiten optreden. Wel kunnen er voor jou uiterst onprettige sensaties, zoals hartkloppingen, optreden. De kans op inspuiting in de ader kan worden verkleind door tijdens de injectie de punt van de naald in contact te houden met het bot. Een meer betrouwbare methode om intravasale inspuiting te vermijden bestaat uit `aspiratie’. Dat betekent dat je dan aanzuigt met de naald. Wordt daarbij bloed wordt opgezogen — wat je in de glazen carpule kunt zien — dient de procedure te worden herhaald na terugtrekken van de naald.
Bij lokale anesthesie bestaat het risico dat er, ondanks een negatieve aspiratietest, een bloedvat is geperforeerd en er in aansluiting op de injectie een hematoom ontstaat. Door sommigen wordt wel aanbevolen in een dergelijke situatie antibiotica voor te schrijven ter voorkoming van secundaire infectie. In de praktijk echter doet zich een dergelijke ontsteking bij het nalaten van een antibioticum zeer zelden voor.
Na tandheelkundige behandeling onder lokale anesthesie, treedt bij bijna 20% van de patiënten hoofdpijn op. Het is niet zeker of de anesthesie hiervan de oorzaak is.