Röntgenfoto’s lezen

Röntgenfoto’s lezen

Röntgenfoto’s zijn nog steeds onmisbaar in de mondzorg. Eerder schreven we al over de veiligheid van röntgenfoto’s. Maar waarom zijn ze eigenlijk zo broodnodig? Hoe vaak moeten ze gemaakt worden? Welke soorten zijn er en is het nog steeds zo dat enkel de tandarts mag beslissen of er foto’s van het gebit worden gemaakt?

We kennen verschillende soorten röntgenopnames:

  • Horizontale bitewings
  • Verticale bitewings
  • Solo’s
  • Opbeet
  • Orthopantogram (OPT)
  • Röntgenschedelprofielopname (RSP)
  • CBCT-scan

Horizontale bitewings

De bekendste zijn de horizontale bitewings. Deze opnames worden vaak gemaakt tijdens het periodiek mondonderzoek (ook wel ‘de controle’ genoemd). Op deze foto verschijnen de zijdelingse delen van je mond; je kiezen van je boven- en onderkaak dus. Op de foto staan de kronen van je kiezen en een klein stukje van je wortel en een klein stukje van je kaakbot. 

Op deze foto kunnen vooral gaatjes goed beoordeeld worden. Bij een laag risico op gaatjes worden deze foto’s elke 2 gemaakt. Gaatjes zijn namelijk lang niet altijd klinisch goed waar te nemen. Bijvoorbeeld helemaal tussen je kiezen in waar ze tegen elkaar staan. Dit is nu net de plek waar bij (jong) volwassenen de meeste gaatjes ontstaan. Maar ook in de kauwvlakken kunnen gaatjes zitten die klinisch niet waarneembaar zijn terwijl hier ook snel een gaatje kan ontstaan.

Op de foto kan bekeken worden hoe diep een gaatje ongeveer is. Zit het gaatje enkel in het glazuur dan hoeft er in de meeste gevallen geen boor aan te pas te komen. Op dat moment kan je het gaatje nog in zijn proces naar diepere gedeelten tegenhouden door je gedrag aan te passen. Eenmaal het glazuur voorbij belandt het gaatje in het dentine op weg naar de tandzenuw. Dan moet het meestal wel geboord worden. 

Als het gaatje al jaren stabiel is, dus even diep in de tand, ook dan hoeft er niet geboord te worden. Daarom is het van belang dat de foto’s in de tijd met elkaar vergeleken worden. Bij een overstap naar een andere tandarts kan het hierin misgaan. Soms komt het dossier niet goed over en denkt de nieuwe tandarts dat de gaatjes zich recent hebben gevormd terwijl ze al heel lang in deze diepte aanwezig zijn.

Verticale bitewings

Deze opnames zijn niet zo bekend. Hierbij gaat de foto over de lengte in de mond en ook weer bij de kiezen. Er komen dan minder kiezen op de kiek maar hierbij kan het botniveau beter bepaald worden. Bij een horizontale foto is er in het geval van parodontitis te weinig bot in beeld gebracht om het botdefect in zijn volle lengte te kunnen zien. Bovendien is het verloop van de wortel ook beter te beoordelen. 

Solo’s

Op een solo kunnen de wortelpunten volledig afgebeeld worden. Bij bitewings zijn deze niet in beeld. Ook de wortels en het bot komen nog beter in beeld dan bij een verticale bitewing. Op een foto passen enkel je voortanden of je kiezen van een van de kaken. Dus als je alle kiezen op een solo wilt, moeten er minstens vier foto’s gemaakt worden in plaats van twee bitewings. Dan ontvang je dus meer straling en daarom wordt er zorgvuldig afgewogen of een solo echt nodig is of niet. Bij een wortelkanaalbehandeling wordt er altijd een solo gemaakt. Ook bij (ernstige) parodontitis zijn voor de eerste behandeling regelmatig solo’s nodig.

Opbeet

Deze kan worden gemaakt, maar is zelden nodig. Het wordt vaak gebruikt als aanvulling op de OPT. Hierbij krijgt men binnen de orthodontie of kaakchirurgie een beter beeld van de structuren in het voorste deel van de bovenkaak. Bijvoorbeeld als er een extra tand in het gehemelte ligt.

OPT

Een OPT is een opname die goed overzicht geeft. Beide kaken, kaakkopjes en zelfs je neus worden erop afgebeeld. Je kunt er bijvoorbeeld de verstandskiezen goed in positie zien; of ze op je zenuw liggen of op een positie waarbij ze eenvoudiger eruit gehaald kunnen worden. Op een OPT worden details niet goed weergegeven. Een OPT wordt veel gebruikt binnen de orthodontie, kaakchirurgie en implantologie. Het geeft minder stralingsbelasting dan 6 solo’s.  Op een OPT kunnen ook bepaalde dingen ontdekt worden als slijtage van het kaakgewricht of bepaalde tumoren en cysten.

RSP

Op een RSP kunnen skeletale afmetingen en de verhoudingen tussen de onderkaak en onderkaak duidelijk worden. Het wordt vaak gebruikt binnen de orthodontie. Het kan de doorslag geven of er een tand/kies uit moet of niet voordat er gebeugeld wordt.

CBCT-scan

De CBCT-scan is de enige mogelijkheid om een tand of kies helemaal rondom te bekijken. Je kunt als het ware ‘in plakjes’ alles bekijken. Het is enorm detaillistisch maar kent slechts een smalle indicatie. Doorgaans is er in de normale tandartspraktijk geen aanwezig en wordt slechts onder bijzondere omstandigheden gedaan.

50 tinten grijs…

Een röntgenfoto vertoont enkel grijstinten. We maken onderscheid tussen:

  • Radiolucent
  • Radiopaak
  • Gecombineerd radiolucent-radiopaak

Op een foto wordt afgebeeld daar waar de rontgenstraling wel doorgeen ging, niet/nauwelijks doorheen ging en alles er tussenin. Een vulling is radiopaak en absorbeert dus rontgenstraling. Dit uit zich op de foto als een helder wit object. Vroeger werd er ‘lijm’ voor vullingen gebruikt die radiolucent waren. Dat is veranderd omdat het op de foto dan leek dat er een gaatje onder de vulling zat. Bot is wordt ook als wittig afgebeeld. Daar waar het wit hoort te zijn maar zwart te zien is, is er dus bot weg en dit wijst op parodontitis. Ook tandsteen kan afgebeeld worden, maar dan zit er ontzettend veel. Is er onder de wortelpunt een radiolucentie te zien dan is er sprake van een wortelpuntontsteking.

Mag alleen de tandarts beslissen foto’s te maken?

Dit jaar gaat er een ‘experiment’ van start. Dit is artikel 36a van wet BIG. Hiervoor kunnen mondhygiënisten die de bachelor opleiding hebben gevolgd en een aanvullende röntgencursus hebben gevolgd zich inschrijven. Vijf jaar lang kunnen zij binnen dit experiment zelf besluiten om een foto te maken en hebben zodoende geen handtekening of aanwezigheid van de tandarts meer nodig. Als er binnen deze vijf jaar stelselmatig geen vreemde dingen voordoen dan komen de mondhygienisten in artikel 3 terecht, net als de tandarts.

Over de schrijver

  • Lieneke Steverink Jorna

    Lieneke is sinds 2001 werkzaam in de mondzorg en studeerde aan de HAN. In 2013 mocht ze de titel Mondhygienist van het Jaar dragen. Ze werkt in een aantal praktijken om patiënten te behandelen en om het preventieteam leiding te geven. Lieneke was de eerste mondhygiënist die internet en social media ging inzetten om mondgezondheid te promoten. Daarnaast komt ze veel de praktijk uit om vrijwillig kinderen actief op te zoeken die niet vanzelf naar de praktijk komen. Bijvoorbeeld tijdens Kidsfabriek, in de bibliotheek, bij de Zomerschool of bij de Jonge Gezinnenbeurs. Ze spreekt soms op symposia en congressen voor collega’s. Schrijven is een uit de hand gelopen hobby van haar. Lieneke wenst voor alle Nederlanders een gezonde mond en maakt zich hiervoor dagelijks hard.

    Meer over de schrijver

Is dit artikel behulpzaam?

Bedankt voor je feedback!

Leave a Reply